Agroep 2016-03-10

De oceaan en de golven

Dit is een belangrijke metafoor om een betere herkenning te krijgen van non-dualiteit. Het is een imaginatie waarbij de afstand tot het beeld verdwijnt. Dan wordt de innerlijke betekenis duidelijk voor jezelf. Uitgaande van je zelfervaring als een persoon kun je ervaren dat je in de oceaan zakt, daarin oplost en zelf die oceaan bent. Je kunt je ook identificeren met een golf. Dan zit je achter je ogen te kijken naar andere golven op een afstand. Je stelt vast: ‘Ik ben verschillend van die an­dere golven.’ Zij zijn een beetje anders; sommige zijn hoger. Zelf wil je ook hoger worden, maar je ervaart dat je kleiner gaat worden en dreigt te verdwijnen. Je doet er alles aan om je bestaan als golf te rekken. Je kunt natuurlijk ook gaan zien dat je niets anders bent dan de oceaan en dat de an­dere golven ook de oceaan zijn en dus gelijk aan jou.

Je kunt meditatief zo bij die oceaan als erva­ren realiteit blijven dat de afstand gaat verdwijnen. In je eigen beleving zak je dan in die oceaan, ga je erin op en ga je ermee samenvallen. Als golf is er de ervaring dat je bestaan zich naar beneden toe doorzet, dat je peilloos diep bent. Als oceaan ervaar je je peilloos diep met naar boven toe ergens een golf die de kop opsteekt. Dan wordt duide­lijk dat, als je je identificeert met die golf en die blik, je je eigen zelf-zijn vergeet. Je gaat dan oordelen, wensen en willen. Dan is duidelijk dat het golfje alleen een oppervlakteverschijn­sel is, dat het eigenlijk niets is in vergelijking met de oceaan. Je bent die oceaan, die af en toe wat van die verschijnselen aan de oppervlakte heeft. Daarbij zijn de golfjes niet ver­schillend van elkaar.

In de golf is er een afstandelijke waar­neming van objecten. In de oceaan, teruggekeerd in jezelf als gevoelsmatig bewust-zijn, is er een intern kennen, een interne zijnservaring dat je de hele oceaan bent. Kijk maar eens naar je hand. Je kunt vanuit je ogen naar je handen kijken als object. Je kunt je ook bewust wor­den van je innerlijke sfeer, bijvoorbeeld bij het tasten. Dan is je hand geen object. Je hand neemt waar en zelf ben je je hand, als subject van de waar­neming. Je kunt ook jezelf als gezichtspunt laten zakken. Je perspectief gaat dan naar beneden en daarbij kom je dichterbij je lichaam totdat je ermee samenvalt. De scheiding tussen object en jezelf als subject verdwijnt. Eerst is er (bovenin) een scheiding tussen waarnemer en waargenomene, terwijl er ook (naar beneden toe) een verweving is en zelfs een samenvallen.

Wat je ervaart hangt dus af van je standpunt. De verschillende perspectieven kun je je ook tegelijkertijd bewust. Dat is dus een voelen en een zien. Het zien en voelen gaat samen. Het zien is ingebed in de gevoelsmatige zelf-sfeer waarin geen scheidingen zijn. Als je jezelf in de spiegel ziet, kun je zeggen dat je een beeld ziet. En je bent geen beeld. Dat niet-zijn vanuit het bewuste zien gaat echter samen met het gevoelsmatig zijn van het beeld. Dat wordt duidelijk als je je afstandelijk én op een dieper niveau bewust wordt. Dit is een innerlijk bewustzijn zonder je exclusief achter je ogen op te stellen of in het topje van de golf te gaan zitten, terwijl je ook beseft dat je als bewust-zijn niet afhankelijk bent van de ervaren vormen.

SATSANG – Hoe zit het met jezelf? – Douwe Tiemersma
Hoofdstuk 49